
Toetsloon
In 2018 beëindigt een onderneming de dienstbetrekking met een werknemer die in aanmerking komt voor de 30%-regeling. De werknemer ontvangt in 2018 en 2019 vertrekvergoedingen zoals gedefinieerd in de Wet op de Loonbelasting. Om de hoogte van vertrekvergoedingen te bepalen, wordt gebruikgemaakt van het zogenoemde toetsloon. Het toetsloon berekent het gemiddelde loon van de werknemer over een bepaalde periode. Dit dient als maatstaf voor de maximaal toelaatbare vertrekvergoeding.
De vertrekvergoeding volgt een specifiek belastingregime:
- tot een drempel van 50% van het toetsloon (met een maximum van € 75.000) wordt de vergoeding belast tegen het normale loonbelastingtarief;
- het deel boven de drempel van 50% wordt belast tegen een bijzonder hoog tarief van 75%.
Oordeel Hoge Raad
Het kernpunt van het geschil bij de Hoge Raad is of de extraterritoriale vergoedingen die onder de 30%-regeling vallen, en waarvoor geen eindheffing bij de werkgever plaatsvindt, moeten worden meegenomen bij de berekening van het toetsloon. De Hoge Raad oordeelt dat deze vrijgestelde vergoedingen wel degelijk onderdeel moeten uitmaken van de berekening van het toetsloon. Hiermee vernietigt de Hoge Raad het eerdere arrest en de uitspraak van zowel het hof als de rechtbank.
De praktische gevolgen van dit arrest zijn aanzienlijk voor werkgevers. Zij moeten nu bij de berekening van vertrekvergoedingen rekening houden met alle loonbestanddelen, inclusief de onder de 30%-regeling vrijgestelde vergoedingen. Dit kan leiden tot:
- hogere belastingheffing bij vertrekvergoedingen;
- een noodzaak tot herberekening van eerdere vertrekvergoedingen; en
- ingrijpende aanpassingen van administratieve processen rond expatvergoedingen.