De Herstelwet en Overbruggingswet box 3 discriminerend? 

Als eerste gaat de Hoge Raad in op de vraag of de tijdelijke Herstelwet de verdragsinbreuk wegneemt die in de uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 (het welbekende Kerstarrest) is geconstateerd. Om maar meteen met de deur in huis te vallen, dat is niet het geval. De Hoge Raad is van oordeel dat het stelsel van de Herstelwet in strijd is met het discriminatieverbod in combinatie met de bescherming van het eigendomsrecht in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Het maakt daarvoor niet uit hoe groot het verschil is tussen het forfaitair bepaalde rendement en het werkelijke rendement.

 

Hetzelfde geldt voor de op 1 januari 2023 in werking getreden Overbruggingswet box 3. Deze wet is vergelijkbaar en bedoeld als overbrugging voor de periode totdat er in 2027 een nieuw box 3-stelsel wordt ingevoerd dat is gebaseerd op het werkelijke rendement.

Rechtsherstel

In de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement moet rechtsherstel worden verleend. De Hoge Raad bepaalt nu dat dit rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Dat betekent dat de Belastingplichtige nog steeds mag afwijken van de wettelijke regeling als het daadwerkelijk behaalde rendement lager is dan het op basis van deze wetten berekende forfaitaire rendement. De bewijslast ligt daarvoor wel bij de belastingplichtige.

 

Bij de vermindering van de aanslag wordt op grond van de Nederlandse fiscale wetgeving geen rente vergoed door de Belastingdienst. Gelet op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bestaat voor een uitzondering op deze regel slechts aanleiding in gevallen waarin het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3. In andere gevallen hoeft geen rente te worden vergoed, aldus de Hoge Raad.

Werkelijk rendement 

Er kan dus gekozen worden voor het werkelijke rendement als dit lager is dan het forfaitaire rendement. Maar wat is nu dat daadwerkelijke rendement? Hierover geeft de Hoge Raad een welkome verduidelijking nu deze vraag sinds het Kerstarrest uit december 2021 voor veel onduidelijkheid zorgde. Door die onduidelijkheid is daar de afgelopen periode veel over geprocedeerd. De Hoge Raad is van mening dat bij de berekening van het werkelijk rendement in box 3 rekening gehouden moet worden met de volgende aspecten:

  • Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient het gehele vermogen van de belastingplichtige in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen;
  • Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie;
  • Met positieve of negatieve rendemente uit andere jaren wordt geen rekening gehouden (dus geen verliesverrekening);
  • Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook uit positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Daarbij horen ook ongerealiseerde waardeveranderingen!
  • Er mag geen rekening gehouden worden met kosten (wel met rente over box 3 schulden).

Onduidelijkheden voor de praktijk

Dat er een verduidelijking zou komen over het begrip werkelijk rendement vanuit de Hoge Raad was zoals gezegd wenselijk. De door de Hoge Raad gehanteerde invulling van dit begrip is wat ons betreft minder wenselijk. Met name het feit dat ongerealiseerde waardeveranderingen volgens de Hoge Raad onderdeel uitmaken van het begrip werkelijk rendement is voor beleggers in box 3 een behoorlijke tegenvaller. Dat zorgt namelijk voor complexiteit met name bij vastgoedbeleggers. Hoe moet die jaarlijkse ongerealiseerde waardestijging dan bepaald worden? Volstaat het hanteren van een gemiddelde waardestijging in Nederland voor vergelijkbaar vastgoed, moet er jaarlijks getaxeerd worden of kan de stijging van de WOZ-waarde gehanteerd worden? Op 14 juni jl. heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor woningen aangesloten moet worden bij de WOZ-waarden aan het begin en aan het eind van het jaar. Onduidelijk blijft het bepalen van het werkelijk rendement voor overig vastgoed. Maar ook voor beleggers met een aandelenportefeuille is het uitgelegde begrip werkelijk rendement teleurstellend. Met name door de combinatie van het feit dat geen rekening wordt gehouden met rendement uit andere jaren en het meenemen van ongerealiseerde waardeveranderingen kan tot ongewenste situaties lijden.

 

Stel je even voor dat je als box 3-belegger al je vermogen in aandelen hebt zitten. Als die desbetreffende portefeuille in een slecht jaar afneemt van stel € 400.000 naar € 300.000 dan is er sprake van een negatief (ongerealiseerd) rendement van € 100.000 waardoor geen box 3-belasting verschuldigd is in het desbetreffende jaar omdat het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Het jaar daarna herstelt de aandelenportefeuille zich waardoor de waarde weer aangroeit naar € 380.000. In dat jaar is er sprake van een werkelijk rendement hoger dan het forfaitaire rendement waardoor het forfaitaire rendement van toepassing is en er box 3-belasting verschuldigd is. Dat terwijl je als belastingplichtige over deze 2 jaar per saldo nog steeds een negatief rendement hebt behaald.

Wat betekent dit voor mij?

Wil je weten wat deze uitspraken concreet voor jou betekenen? Neem dan contact met ons op.

 

Bron: Tue, 18 Jun 2024 12:53:16 +0100

Dennis Kemerink LL.M. RB

Senior belastingadviseur

0545-46 36 26 d.kemerink@bonsenreuling.nl Stuur een bericht

Meer weten over wat we allemaal doen?

Plan een afspraak met één van onze specialisten.